Beschrijving
Proloog
Merthe staart naar haar bord. Het duurt even voordat de woorden van haar ouders bij haar binnenkomen. Ze schuift met haar vork een aardappel heen en weer en schraapt het slijm uit haar keel weg.
‘Dat geloof ik dus echt niet,’ zegt ze met een stem die tonen lager klinkt dan normaal.
Als ze opkijkt, ziet ze de trieste blik in hun ogen. ‘Pap… mam… het is toch maar een grapje, hè?’
Haar ouders zwijgen. Merthe laat de vork uit haar handen op het bord vallen. Ze staat op en begint door de keuken te ijsberen. Vlak voor Anneloes blijft ze staan. Tranen vullen haar ogen als ze haar zus aankijkt. ‘Help me dan, Anneloes,’ klinkt het smekend, ‘zeg dat het niet waar is en dat ze liegen.’
Maar Anneloes draait aarzelend haar hoofd weg en blijft als versteend op de keukenstoel zitten. ‘Ik kan je niet helpen,’ mompelt ze naar de tegels tegen de wand.
‘Rotwijf! Bitch!’ brult Merthe.
Anneloes sluit haar ogen en trekt haar schouders hoog op.
‘Ze hadden het jou al verteld, hè? Jij wist het de hele tijd al, hè!’ gaat Merthe door. Snikkend valt ze op haar knieën, boven op de harde keukenvloer. Met haar handpalmen wrijvend over haar ogen probeert ze de stroom van tranen tegen te houden.
Nog geen paar tellen later zitten haar ouders bij haar op de grond. Merthe wil haar armen naar hen uitstrekken, maar haar spieren weigeren. Met betraande ogen kijkt ze haar ouders aan. Ziet ze het goed? Het lijkt wel alsof haar vaders ogen ook vochtig zijn.
‘Het is oké,’ sust hij.
‘Het is niet oké!’ roept Merthe. Haar stem slaat over. ‘Jullie hebben me al die tijd bedrogen! Jullie… jullie hadden het eerder moeten zeggen!’
‘Dat hadden we kunnen doen, liefje,’ geeft haar moeder toe, ‘maar wanneer dan? We houden toch van je?’ Ze slaat haar armen om Merthe heen en trekt haar tegen zich aan. Zachtjes streelt ze over haar dochters haren. ‘Wij hadden het liever ook anders gezien… Het is hoe dan ook goed dat je het nu weet.’
Merthe wringt zich los en krabbelt op. Haar tranen druppelen op de vloer. In het voorbijgaan grijpt ze het dekentje dat ze zojuist van haar vader heeft gekregen van de tafel. Ze trekt met een ruk de keukendeur open, werpt haar familie nog een blik vol vuur toe en rent naar boven.
Het dekentje smijt ze op haar bed en ze laat zich op het krukje voor de kaptafel zakken. Hopeloos op zoek naar gelijkenissen tuurt ze een tijdlang in de spiegel, maar haar blik is vertroebeld. Ze trekt een tissue uit de doos en probeert de watten uit haar hoofd te snuiten.
Plotseling wordt er op de deur geklopt en al haar spieren verstijven.
‘Merthe…’ hoort ze de eens zo vertrouwde stem van haar vader zeggen.
‘We willen nog even met je praten,’ zegt haar moeder erachteraan.
Merthe snuift verontwaardigd. ‘Ga weg!’ roept ze en ze slaat zo hard met haar vuist op de kaptafel dat de spiegel ervan trilt.
Er klinkt een onaangenaam gekraak als de slaapkamerdeur langzaam open gaat.
Hoofdstuk 1
Donkere wolken
Nog geen maand later is de zomervakantie alweer begonnen. Het is dinsdag 9 juli. Alles bloeit in kleuren die pijn doen aan je ogen en de schitterende zon lokt iedereen naar buiten.
Merthe propt haar sporttas onder haar snelbinders. ‘Zullen we morgen weer naar het meer gaan?’ stelt ze voor.
‘Goed plan,’ zegt Anouk, terwijl ze geroutineerd haar lipgloss bijwerkt. ‘Misschien is dat lekkere ding er dan ook weer.’
Merthe werpt haar een verbaasde blik toe. ‘Die gasten tegenover ons? Maar die waren minstens achttien.’
‘Hebben jullie het over die jongens die verderop lagen?’ vraagt Fenneke, die hijgend komt aanrennen.
‘Ja,’ zegt Anouk, ‘die ene lag de hele tijd naar me te kijken.’
Fenneke klikt haar fiets van het slot. ‘Die met dat blonde haar zeker?’
‘Ja, hoezo?’
‘Die vroeg me net hoe mijn grote zus heet.’
‘Serieus?’ grinnikt Anouk. Ze stopt de gloss terug in het ritsvakje van haar rugzak en hijst de tas op haar rug. ‘Je grote zus?
Wat heb je gezegd?’
‘Gewoon, de waarheid.’
‘Ach, Flappie, jij kan het gewoon niet hebben dat ik er ouder uitzie dan jij. Misschien moet je je ook eens opmaken.’ Fenneke trekt een gezicht naar Anouk.
‘Jij ook altijd met je jongens,’ zucht Merthe. ‘Kun je nou echt aan niks anders denken?’ Ze steekt haar sleutel in het fietsslot.
‘Nou eh… nee,’ zegt Anouk.
Met een gebaar van “ach, laat maar” stapt Merthe op haar fiets en even later trappen de drie vriendinnen naar de snackbar voor een patatje. Daarna fietsen ze terug naar het gastenverblijf van Fennekes ouders, waar ze de eerste twee weken van de zomervakantie logeren. Dat doen ze al sinds ze elkaar op de middelbare school hebben leren kennen. Omdat het woonhuis van Fennekes ouders helemaal aan de andere kant van de tuin staat, wonen de meiden bijna volledig op zichzelf.
Vlak voordat ze het houten tuinhuis in lopen, stoot Anouk Fenneke aan en wijst op de hortensia naast de ingang. De bloemblaadjes hebben bruine randen gekregen en de lange stelen van de plant zijn zo ver doorgebogen dat de bloemen bijna de grond raken. ‘Moet die niet wat drinken?’
‘Nee hè,’ zegt Fenneke, terwijl ze met haar ogen rolt. ‘Ik word gek van die plant. Pa weet wel wat hij me te doen geeft. Dat ding blijft zeiken om water.’
‘Ik zou het lekker laten zitten,’ zegt Merthe. ‘Heb je die wolken daar al gezien?’
Hangend in de tuinstoelen op de veranda staren de meisjes niet veel later naar het groeiende wolkendek. Het is prachtig om te zien hoe de steeds donkerder wordende wolken met de ondergaande zon spelen. Een adembenemend schouwspel.
Als het in de verte begint te rommelen, pakken ze hun stoelen op en verkassen naar binnen.
‘Dan ga ik nog maar even wat aan die rottige wiskundeopdrachten doen,’ verzucht Anouk. Ze neemt een slok van haar ijsthee en pakt haar laptop.
Merthe trekt haar wenkbrauwen op. ‘Ik snap nog steeds niet waarom je die bijles niet hebt aangenomen,’ zegt ze. ‘Dan had je tenminste een voldoende gehaald.’ ‘Hoe kan jij dat nou weten.’ ‘Dan niet,’ zegt Merthe kortaf.
‘Misschien moet jij je wat minder opmaken,’ laat Fenneke gehaaid weten, ‘dan heb je heel wat tijd over om te studeren.’ Plagerig woelt ze Anouk even flink door de haren.
‘Nokken,’ zegt Anouk, terwijl ze haar hoofd wegtrekt en haar kapsel fatsoeneert. ‘Soms ben je zo irritant, Fen.’
Merthe wappert zich onderuitgezakt verkoeling toe met de laatste Girlz, die ze eerst van voor tot achter haarfijn heeft uitgeplozen. Het lijkt nog benauwder te zijn geworden dan vanmiddag aan het strand. Er klinkt geen geritsel van boombladeren en er is geen insect te bekennen. Het is alsof Moeder Natuur haar adem inhoudt. De zoete geur van de vlierbomen die rondom het tuinhuis staan, hangt zwaar om hen heen. Merthe snuift en trekt een vies gezicht. ‘Getver, soms word ik helemaal misselijk van die lucht.’
‘Ach, ik heb er ook helemaal geen zin in,’ zegt Anouk met een geeuw en ze klapt in één beweging haar laptop en haar wiskundeboek dicht. ‘Zullen we een uurtje gaan chatten?’ zegt ze er met een hoofdknikje naar het huis van Fennekes ouders achteraan.
Fenneke schudt haar hoofd. ‘Regel één,’ doet ze haar vader met een bestraffend vingertje na, ‘niet voortdurend in- en uitlopen. Je kunt toch wel een avondje zonder, Nouk?’
Anouk kijkt haar verveeld aan. ‘Je vader had hier best wifi kunnen regelen.’
‘Met wie moet je dan zo nodig chatten?’ vraagt Fenneke. ‘Wij zijn er toch al?’
‘Ach,’ zegt Anouk, ‘laat ook maar.’
‘Ik weet wel wat anders,’ zegt Fenneke. ‘Laten we scrabbelen!’
‘Pff, saai,’ zegt Anouk. ‘Ik doe liever een spelletje op Facebook.’
Er klinkt een muziekje uit Merthes telefoon op tafel. Merthe laat haar ogen naar haar mobiel afdwalen, maar schenkt er verder geen aandacht aan. ‘Monopoly dan?’ stelt ze voor.
Anouk stoot haar aan. ‘Hé, je hebt een berichtje hoor.’
Merthe haalt haar schouders op. ‘Monopoly?’ vraagt ze nogmaals.
‘Hé, troela…’ dramt Anouk, terwijl ze Merthe zachtjes tegen haar onderbeen schopt.
‘Ik kijk zo heus wel.’
‘Sorry hoor.’ Anouk loopt naar het aanrechtblok en schenkt een glas cola in. ‘Jullie ook?’
Er steekt een harde wind op en de eerste druppels beginnen te vallen. De bloemen van de hortensia komen tot leven. Ze zwiepen op hun lange stelen wild heen en weer. Een van de tuindeuren slaat met een klap tegen de deurpost. Fenneke springt op en rent naar buiten. Haastig trekt ze beide deuren dicht. Een scherpe bliksemschicht zet de tuin in het licht en een keiharde donderklap volgt. De aarde trilt en de meiden verstijven even van schrik. Fenneke draait snel de deur op slot en Merthe en Anouk haasten zich naar de ramen om ze te sluiten. Enorme druppels kletsen op het dak.
‘Dat dak houdt het toch wel, hè?’ vraagt Anouk, terwijl ze met wijd open ogen naar het plafond staart.
Fenneke schiet in de lach. ‘Dit huisje staat er al langer dan dat jij hier rondloopt, hoor.’
‘Daarom juist,’ piept Anouk. Haar stem komt nauwelijks boven het natuurgeweld uit.
Een nieuwe bliksemflits zet de ruimte in een witgele gloed. Even knettert het, gevolgd door een enorme donderslag. Het dak dreunt en de wind buldert om het huisje.
‘Het zit nu vlak boven ons!’ roept Anouk.
Plotseling wordt er driftig aan de deurkruk gemorreld. Met bonkend hart draaien de tieners zich naar het raam in de tuindeur.
Er staat een schim voor het raam. De meisjes gillen van schrik.
Hoofdstuk 2
Geheimen
Terwijl de schim de lange stelen van de hortensia van zich afslaat, gebaart hij naar Fenneke dat ze open moet doen.
‘Erg leuk, pa, we zijn ons rot geschrokken.’
Rob van Deursen veegt zijn voeten. Hij loopt naar het keukentje en legt zijn kletsnatte regencape op het aanrechtblok. Het water drupt van zijn gezicht.
‘Sorry meiden,’ zegt hij, terwijl hij zijn gezicht en handen aan de keukendoek droogt. ‘Ik kom even kijken of het allemaal goed gaat hier.’ Hij inspecteert de ramen waarbij hij zijn handen langs de posten laat glijden. ‘Het lekt toch nergens, hè?’
‘Nee joh,’ zegt Fenneke, ‘daar had je toch ook even voor kunnen bellen?’
‘Voor dat wel,’ zegt Rob, terwijl hij met grote passen terugloopt naar het keukenblok. Hij laat zijn hand onder de regencape glijden en trekt er iets onder vandaan. ‘Maar dit gaat een beetje moeilijk door de telefoon!’ Als hij zijn hand in de lucht steekt, glinstert er een doos vol mini-Magnums in het licht van een bliksemflits.
‘Mmm,’ zegt Merthe, ‘lekker!’
‘Eet ze dan maar snel op,’ zegt Rob en hij werpt de doos met een boogje naar haar toe. ‘Ik ga terug naar Evelien voordat ze het in haar broek doet.’
‘Jemig pa, dat zeg je toch niet over mama,’ fluistert Fenneke voordat ze deur achter hem weer op slot draait.
Terwijl zijn regencape in de wind wappert, volgen haar ogen hem tot ze hem niet meer kan zien. ‘Hij is lief, hoor,’ zegt ze schouderophalend, ‘maar af en toe…’
Het noodweer begint langzaam over te gaan in een gewone regenbui. Het is een stuk koeler geworden en de geur van de vlierbomen is door de bui flink getemperd.
‘Toffe vent, die vader van jou,’ besluit Anouk, op haar ijsje knabbelend.
‘Kan wel zijn,’ zegt Fenneke, ‘maar geheimen zijn bij hem niet veilig.’
Merthe kijkt haar verbaasd aan. ‘Omdat je moeder bang is voor onweer?’
Fenneke knikt.
‘Wat geeft dat nou,’ zegt Merthe.
‘Hé,’ smakt Anouk, ‘ik weet ineens een leuk spelletje.’
‘Wat dan?’
‘Vanavond verklappen we elkaar ons grootste geheim, leuk toch?’
‘O ja, spannend,’ zegt Fenneke. ‘Ik weet wel een geinig geheimpje, maar eh… dat mogen jullie niet doorvertellen, hoor.’
‘Tuurlijk niet! Hand op ons hart, hè, Merthe?’ Anouk kijkt opzij, maar Merthe reageert niet. In plaats daarvan staart ze bedrukt voor zich uit.
‘Hé, Merthe, wat is er?’
Weer komt er een berichtje voor Merthe binnen. Ze grijpt haar toestel van de tafel en begint driftig te tikken: alles goed hoor!
Fenneke staart er met verbaasde ogen naar. ‘Schrijf je dat aan je moeder? Heb je ruzie of zo?’
‘Laat maar,’ zegt Merthe en ze schuift haar mobieltje terug op tafel. ‘Ik heb geen geheim.’
Anouk geeft haar een por. ‘Jawel joh. Iedereen heeft een geheim. Denk nou even goed na, dan eten we ondertussen die doos Magnums leeg.’
‘Jakkes!’ roept Fenneke als ze haar Magnum bijna op heeft. Ze trekt haar mondhoeken naar beneden en mikt het ijsstokje in de gootsteen. ‘Waarom maken ze die dingen niet van plastic. Ik heb zo’n pesthekel aan houten ijsstokjes!’
‘Juist ja,’ zegt Anouk met een half opgetrokken wenkbrauw.
‘En… ga je dat geheim nog vertellen?’
Fenneke fronst. ‘Maar echt mondje dicht, hè!’ zegt ze.
‘Ja hoor,’ zegt Anouk en ze draait met duim en wijsvinger zogenaamd haar lippen op slot.
‘Zeg het nou maar,’ dringt Merthe aan.
Rond Fennekes mond verschijnt een sluw lachje. ‘Oké dan, ik heb mijn broer zien tongen met Buitelaar.’
‘Huh… Buitelaar van Nederlands?’
‘Maar die is toch getrouwd!’
‘Ha, tweemaal goed.’
‘Getverdegetver!’ roept Anouk en ze beginnen te gieren van de lach. Anouks schouders schokken. ‘Nederlands zal… zal nooit meer hetzelfde zijn.’
‘En Yorick ook niet!’ vult Merthe proestend aan.
‘Goed…’ zegt Fenneke en ze wrijft haar ogen droog. ‘Nu jij,
Anouk.’
‘Oké.’ Anouk schraapt haar keel en kijkt haar vriendinnen uitdagend aan. ‘Ik ben naar de bios geweest met Rutger.’
‘De Nijs?’ vraagt Fenneke en ze trekt haar neus op. ‘Die uit de vierde? Maar die is toch al twee keer blijven zitten?’
‘Ja, uh… wat maakt dat nou uit. Hij is hartstikke slim, maar hij doet alleen niks aan zijn huiswerk. Het was overigens heel gezellig en als ik bij hem ben dan,’ Anouks wangen gloeien, ‘dan voel ik iets.’
‘Tsss,’ sist Fenneke.
‘Wat voel je dan?’ vraagt Merthe.
‘Dat weet ik niet precies.’ Anouk laat haar vingers een beetje fladderen. ‘Vlinders denk ik.’
‘In je buik?’
‘Ja, niet in mijn benen, suffie.’
‘Dan ben je verliefd,’ zegt Merthe.
‘O, en dan is hij degene met wie je zo nodig moest chatten,’ stelt Fenneke vast.
‘Ja, dus? Of moet ik er nu spijt van krijgen dat ik het verteld heb?’
‘Nee joh,’ sust Fenneke met een grijns. ‘Als ik jullie bruidsmeisje maar mag zijn.’
Anouks wiskundeboek vliegt als een streep door de lucht. Fenneke bukt en het boek komt met een klap tegen de plank met spelletjes terecht. Een aantal spellen kiepert op de grond. Giechelend zitten de meiden even later op hun knieën om alle pionnetjes, dobbelstenen, Risklegers en vragenkaartjes terug in de dozen te krijgen.
‘Hebben we de avond toch nog nuttig doorgebracht,’ grinnikt Fenneke, als ze het laatste pionnetje in het daarvoor bestemde vak laat vallen.
‘Nu jij, Merthe,’ zegt Anouk als ze weer in hun stoelen zitten.
Merthes gezicht betrekt. Ze zakt een beetje in elkaar en staart zwijgend door het raam.
‘Wat is er toch met je?’ vraagt Fenneke.
‘Ja, je bent al een hele tijd zo anders,’ zegt Anouk.
Merthe kijkt haar vriendinnen aan. ‘Mijn eh… mijn ouders zijn mijn ouders niet,’ zegt ze aarzelend.
‘Wat zeg je?’
De tranen prikken in haar ogen en Merthe durft nauwelijks te knipperen. ‘Ja, jullie horen het goed,’ zegt ze, terwijl de wanhoop in haar stem kruipt. ‘Ik ben een adoptiekind.’
Hoofdstuk 3
Vondeling
Fennekes mond zakt open, maar er komen geen woorden uit.
‘Adoptiekind?’ herhaalt Anouk.
Merthe knikt. ‘Ik weet niet eens wanneer ik jarig ben.’ Ze buigt haar hoofd als de tranen beginnen te stromen. ‘Sorry,’ fluistert ze.
‘Sorry? Ben je gek geworden?’ Anouk staat op en loopt naar de badkamer. Ze komt terug met een doos tissues die ze onhandig in Merthes handen duwt. Sniffend trekt Merthe er een paar uit en dept haar ogen. Fenneke en Anouk staren haar aan.
‘Ik slaap niet zo goed de laatste tijd. Daarom ben ik ook zo jankerig,’ snottert Merthe.
‘Van mij mag je janken, hoor,’ zegt Anouk. ‘Maar wat is er nou precies gebeurd? Want ik snap er niks van.’
Merthe gaat wat rechter zitten. ‘Ach ja… eh… Jullie weten toch dat mijn zus gaat trouwen?’ Anouk en Fenneke knikken.
‘Een paar weken geleden heb ik met mijn moeder foto’s uitgezocht om een eh… een plakboek voor haar te maken en toen kwam ik ineens foto’s van Anneloes tegen. Je weet wel, van de bevalling.’
‘Jesses,’ zegt Fenneke met een onsmakelijk gezicht.
‘We hebben er samen naar gekeken,’ gaat Merthe verder, ‘en toen heb ik haar gevraagd waar de foto’s van míjn geboorte zijn, maar,’ ze slikt even, ‘ze deed net of ze me niet hoorde en ging gewoon verder met uitzoeken. Ze zei niet eens wat.’ ‘Beetje vreemd,’ vindt Anouk.
‘Ja, dat vond ik nou ook,’ zegt Merthe, terwijl ze een prop doorweekte tissues in haar vuist fijnknijpt, ‘en ik durfde het niet nog een keer te vragen, want ze deed ineens heel erg gestrest. Dat is toch raar?’
‘Nogal,’ zegt Fenneke, ‘en toen?’
‘Nou eh… toen heeft mijn vader het me maar verteld… na het avondeten.’ Merthe pakt een nieuwe tissue uit de doos en snuit luidruchtig haar neus. ‘Hij zei dat een of andere jogger me gevonden had, op een bankje ergens in een park. Ik was nog maar een baby. Toen ben ik eerst naar een pleeggezin gegaan en daarna hebben mijn ouders me geadopteerd.’ Een diepe zucht ontsnapt uit haar keel en ze zwijgt even. ‘Mijn vader gaf me het babydekentje dat ik om mij heen had toen ik gevonden werd. Ik heb er uren naar liggen staren en toen heb ik het onder mijn bed gegooid, en weet je,’ ze knijpt haar oogleden tot venijnige spleetjes, ‘Anneloes zat erbij en ze zat alleen maar stom te knikken, de trut. Ze weet het al jaren en dan nooit wat vertellen, hè.’
Het regent nog steeds. Langs het raam stroomt het regenwater in stralen naar beneden.
‘Doe je daarom zo bot tegen je moeder?’ vraagt Fenneke.
Merthe knikt. ‘Jullie vinden het vast gek dat ik pissig op mijn familie ben. Nou ja, ze zijn eigenlijk niet eens familie. Het voelt gewoon alsof ik er niet meer bij hoor.’
‘Ach, kom op, daar geloof ik niks van,’ zegt Anouk. ‘Jouw ouders zijn juist hartstikke leuk. Wat maakt het nou uit dat je hun echte dochter niet bent.’
Merthe kijkt beledigd. ‘Jij wilt mij niet snappen, hè?’
‘Wat nou!’ gaat Anouk door. ‘Had je liever bij mensen gewoond die je zomaar achter zouden laten in een park? Lex en Ingrid hebben het er vast heel moeilijk mee dat jij er zo over denkt.’
‘Inderdaad,’ valt Fenneke haar bij. ‘Ze hadden het waarschijnlijk liever niet gezegd.’ Hoofdschuddend loopt ze naar het keukentje en zet een pot thee, terwijl Merthe op de velletjes van haar nagelriemen begint te kluiven.
‘Wil je niet liever thuis zijn?’ vraagt Anouk voorzichtig.
‘Thuis?’ herhaalt Merthe. ‘Ik heb geen thuis en de dokter heeft tegen mijn moeder gezegd dat het beter was als onze logeerpartij gewoon door zou gaan. Alles moet zoveel mogelijk bij het oude blijven,’ imiteert ze de huisarts met een verdraaid stemmetje en een spottend gezicht.
‘Bij het oude blijven?’ foetert Fenneke vanuit de keuken. ‘Wat een ei!’
‘Wij helpen je wel, hoor,’ fluistert Fenneke als ze een mok kokendhete thee in Merthes handen duwt.
Merthe forceert een glimlach.
‘Wel een raar idee eigenlijk,’ zegt Fenneke. ‘Ik bedoel, dat je niet weet wie je echte ouders zijn.’
‘Of wanneer je geboren bent,’ vult Anouk aan.
‘Misschien heb je óók wel een broer,’ zegt Fenneke, waarbij ze haar duim eerst enthousiast opsteekt en daarna langzaam naar beneden draait.
‘Misschien is je vader wel stinkend rijk,’ fantaseert Anouk.
‘Kan mij wat schelen,’ reageert Merthe. ‘Het is gewoon shit.’
Buiten is het eindelijk droog geworden. Fenneke staat op om de gordijnen dicht te trekken. In het flauwe schijnsel van de lamp ziet ze haar moeder voor het slaapkamerraam naar haar staan kijken. Ze tikt met een weids gebaar op haar horloge.
‘Mijn moeder wil dat we gaan slapen,’ zegt Fenneke en ze steekt overdreven knikkend haar duim hoog in de lucht.
Anouk kijkt fronsend naar Merthe die met glazige ogen naar de doos tissues staart. ‘Dat gaat nog wel even duren,’ schat ze voorzichtig in.
‘We doen het licht wel uit tot ze slapen,’ zegt Fenneke. Ze trekt de gordijnen dicht en knipt de lampen uit tot alleen nog het schemerlicht boven de gootsteen brandt. Het is doodstil geworden.
‘Hé,’ zegt Anouk plots. ‘Ik weet wel iets om aan antwoorden te komen.’
Merthe schrikt van haar stem en staart haar nieuwsgierig aan.
‘We gaan glaasje draaien, dan vragen we het aan de geesten!’ roept ze enthousiast.
Hoofdstuk 4
Een mooi rondje
‘Ben je niet goed wijs of zo,’ protesteert Fenneke. ‘Heb je het dan
niet gehoord van Lara en Carlijn? Die hebben…’
‘Ja, ja, Lara en Carlijn,’ onderbreekt Anouk haar en ze grijnst. ‘Die stomme buurtrutjes van jou kijken allebei nog onder hun bed voordat ze gaan slapen. Schei toch uit. Zullen we eens een mooi rondje knutselen, Merthe?’
‘Ik vind alles best,’ zegt Merthe, ‘als ik maar antwoorden krijg.’
‘Goed zo.’ Anouk loopt naar de keuken en trekt een schaar uit de la. ‘Nu nog pen en papier,’ commandeert ze Fenneke.
‘Ik ben het er echt niet mee eens, hoor,’ laat Fenneke weten. ‘En als jullie dit zo nodig moeten doen dan pakken jullie het zelf maar.’
Een kwartier later liggen alle letters, de cijfers van nul tot en met negen, en de woorden ja en nee in een gerangschikte cirkel op tafel. Anouk knikt voldaan. ‘Heb je een paar kaarsen en een glas?’ vraagt ze aan Fenneke.
‘Heb je dit wel eens eerder gedaan dan?’
‘Doe nou toch niet zo schijterig, Fen,’ zegt Anouk.
‘Schijterig?’ tettert Fenneke. ‘Ik heb pasgeleden nog een verhaal gelezen over een jongen in Amerika die dat achterlijke spel heeft gedaan. Die is wel mooi bezeten geraakt van een of andere geest en hij heeft toen zijn ouders en een paar klasgenoten neergeknald.’
‘O ja?’ vraagt Merthe.
‘Kap er nou mee, Fen,’ zegt Anouk pinnig. ‘Dat zijn allemaal stomme verhaaltjes. Gaan we Merthe nou helpen of niet?’
Merthe schuift haar stoel wat dichter naar de tafel. ‘Misschien moeten we gewoon beginnen,’ zegt ze.
Mokkend sjokt Fenneke naar het dressoir. In het voorbijgaan trekt ze het gordijn een stukje opzij en werpt een blik op het woonhuis, alsof ze hoopt dat daar nog redding vandaan zal komen. Maar de lichten zijn al uit. Het verhaal van Lara en Carlijn zit haar helemaal niet lekker, maar misschien heeft Anouk wel gelijk.
Een voor een zet Fenneke de kaarsen en het glas voor Anouks neus. Ze pakt een aansteker uit de la onder de tafel en gaat tegenover de anderen zitten. Anouk zet het glas met de open kant naar boven midden in de cirkel van papiertjes. Zwijgend kijkt Fenneke toe hoe Merthe de vier kaarsen aansteekt en links en rechts naast de cirkel zet.
‘Lekker creepy, hè?’ grinnikt Anouk.
Fenneke kijkt haar vernietigend aan. ‘Begin nou maar.’
‘Oké,’ zegt Anouk en ze legt haar armen op tafel. ‘Pak elkaars handen vast.’
De meisjes leggen de handen in elkaar en richten hun ogen strak op het glas. Het is doodstil.
‘Geest, bent u daar?’ vraagt Anouk.
Fenneke durft nauwelijks te ademen. Haar hart bonkt zo hard dat ze bang is dat de anderen het kunnen horen. Ze wil haar handen wegtrekken, maar Anouk en Merthe verstevigen hun greep.
‘Geest, kom in ons midden, kom in het glas.’ Anouk blaast zachtjes in het glas en knikt naar Merthe. Ook Merthe blaast in het glas en Fenneke volgt aarzelend. Voorzichtig draait Anouk het glas om. Ze legt haar wijsvinger op de onderkant en Fenneke en Merthe doen hetzelfde.
‘Zit er een geest in dit glas?’ vraagt Anouk.
Gespannen wachten ze af, maar er gebeurt niets.
‘Laten we er maar mee stoppen,’ zegt Fenneke. ‘Het lukt toch niet.’
Net als ze haar vinger van het glas wil halen, begint het te schuiven. Verbaasd bewegen de meisjes mee, terwijl het glas langzaam naar het briefje schuift waar JA op geschreven staat.
‘Wow,’ fluistert Anouk.
Fenneke begint nerveus te giechelen. ‘Jullie duwen het.’ Ze trekt haar hand terug en slaat haar armen over elkaar. Maar dan begint het glas weer te schuiven en glijdt naar het woordje NEE.
Anouk en Merthe kijken elkaar verbaasd aan.
‘Deed jij dat?’
‘Nee, jij?’
Anouk schudt haar hoofd. ‘Wie bent u?’ Het glas verroert zich niet.
‘Kom op, Fen, zonder jou gebeurt er niets. Doe weer mee,’ dramt Anouk.
Met tegenzin legt Fenneke haar vinger terug op de bodem en direct begint het glas weer te schuiven.
‘Nu gaat het gebeuren,’ verzekert Anouk. ‘Weet je al wat je gaat vragen, Merthe?’
Hoofdstuk 5
Contact
Met een krassend geluid schuift het glas naar de letter A. Van daar gaat het verder naar de N, de T, de O en terug naar de N. ‘Anton,’ leest Merthe.
B… O… O… N… schrijft het glas. ‘Hallo Anton Boon,’ zegt Anouk. NOEM ME TOON
Fenneke grinnikt. ‘Toon Boon.’ ‘Sstt,’ sist Merthe.
‘Mogen we je vragen stellen?’ vraagt Anouk.
JA
‘Zie je nou wel dat het goed gaat,’ zegt Anouk met een brede grijns.
Fenneke trekt haar neus op. ‘Ik wil eerst wel eens weten of hij de juiste antwoorden geeft.’
‘Dan mag jij de eerste vraag stellen,’ biedt Anouk aan.
‘Oké, eh… Wat is de kleur van Anouks onderbroek?’
Anouk kijkt haar geïrriteerd aan. ‘Hoe verzin je het.’
Het glas schuift.
ROOD
Zonder haar vinger van het glas af te halen, buigt Fenneke zich over de tafel heen en ook Merthe werpt een benieuwde blik opzij. Anouk tilt haar shirt een stukje op. Vlak boven de band van haar spijkerbroek prijkt de knalrode rand van haar slip.
‘Hoe is het mogelijk,’ fluistert Merthe.
‘Genoeg bewijs?’ vraagt Anouk.
Fenneke schudt haar hoofd. ‘Jij wist het, dus heb jij het glas geduwd.’
‘Nou ja zeg, stel dan een vraag waar niemand het antwoord op weet!’ geeft Anouk terug.
Fennekes blik valt op de radio die naast Merthe staat. ‘Kun je ons misschien zeggen wat er nu op de radio is?’
Toon heeft er zin in. Moeiteloos schuift het glas van letter naar letter.
GAGA
Merthe klikt de radio aan. Drie monden zakken open als de klanken van Lady Gaga uit de speakers klinken. Merthe weet niet hoe snel ze het toestel weer uit moet zetten, waarna ze de anderen met grote ogen aankijkt.
‘Nu ben je toch zeker wel overtuigd, hè?’ Fenneke zwijgt.
‘Stel je vragen maar, Merthe,’ moedigt Anouk aan.
Merthe haalt diep adem. ‘Hoe heet mijn vader?’
Het duurt even voordat het glas weer op gang komt, alsof het na moet denken. Eerst schuift het een paar keer van links naar rechts, maar dan glijdt het langzaam door.
BEN
‘Hij heet Ben,’ zegt Anouk opgewonden.
‘Stil nou, laat hem uitpraten.’
W… E… G…
Bij de G blijft het glas staan. De meisjes voelen hun vinger lichter worden.
‘Ben Weg? Is dat mijn vaders naam?’
Het glas reageert niet meer. Merthe stelt haar vraag opnieuw, maar de magie lijkt verdwenen.
‘Hij is weg,’ zegt Fenneke. ‘Volgens mij is dat niet de naam van jouw vader. Ik denk dat hij bedoelde dat hij wegging.’
‘Alsof hij haast had,’ zegt Anouk.
Merthe haalt haar vinger van het glas. Er glijdt iets kils langs haar wang. Het bezorgt haar kippenvel en ze wrijft over haar bovenarmen. ‘Hebben jullie het ineens ook zo koud?’
‘Ach, je bent doodop,’ zegt Fenneke. ‘Straks word je nog ziek.
Laten we maar gaan slapen.’
‘Echt niet,’ sputtert Anouk. ‘Je zag toch dat het goed ging. We moeten alleen niet gelijk om namen gaan vragen.’ Ze trekt het glas onder Fennekes vinger vandaan en zet het weer met de opening naar boven in het midden van de kring. Ze pakt de handen van haar vriendinnen en roept de volgende geest op.
A… N… N… A…
‘He? Mijn moeders moeder heette Anna,’ zegt Fenneke.
‘Serieus? Bent u de oma van Fenneke?’
JA
‘Wauw!’ Fennekes gezicht gloeit van opwinding. ‘Ik ken haar alleen maar van foto’s. Zou ze het echt zijn?’
‘Vraag nog eens wat,’ zegt Anouk. Fenneke denkt na. ‘Hoe bent u overleden?’
HART RAALTE
‘Dat is waar,’ zegt Fenneke. ‘Ze had een hartstilstand, maar van
Raalte weet ik niets, ze woonde in Utrecht.’ Het glas begint zomaar te schuiven.
STOP ‘Stoppen?’ vraagt Anouk. ‘Wilt u dat we stoppen?’ JA
‘Zie je nou wel,’ zegt Fenneke. ‘Waarom moeten we stoppen?’
TE ZWAK KAN JE NIET BESCHERMEN ‘Wat bedoelt u?’ vraagt Fenneke.
Het is even stil. In de verte klinkt een laatste, wegebbende onweersroffel.
HEB JE LIEF PAS OP WEES VOORZICHTIG
Ze is weg.
Fennekes handen zweten. ‘Ik ga hier echt niet mee door.’
‘Maar ík stop niet voordat ik iets weet,’ zegt Merthe met schelle stem.
Fennekes blik schiet van Merthe naar Anouk. ‘Ik ben bang,’ zegt ze.
Maar daar trekt Anouk zich niets van aan. Ze pakt het glas en zet het weer geestklaar op tafel. ‘Laatste keer, Fenneke. We doen het voor Merthe, weet je nog?’
Hoofdstuk 6
Splinters
Op de vraag of ze contact hebben, schuift het glas gladjes naar het briefje waarop JA geschreven staat. ‘Wie bent u?’ vraagt Anouk.
ZUSJE ‘Is dat uw naam?’
NEE
‘Iemands zusje dan?’
VAN MERTHE
‘Huh?’ zegt Fenneke. ‘Anneloes?’ fluistert Merthe.
NEE JOUW ECHTE ZUS
Merthe staart een beetje lacherig naar het glas.
‘Hoe heet je?’ vraagt Anouk.
GEEN NAAM
‘Geen naam?’
DOODGEBOREN
‘Ik snap er niks van,’ zegt Merthe.
‘Ik ook niet,’ zegt Anouk. ‘Doodgeboren kinderen krijgen toch ook altijd een naam?’
Het glas schuift weer en de tieners bewegen mee.
ONGEWENST
Merthes voorhoofd rimpelt. ‘Ik was ook ongewenst,’ zegt ze.
‘Zou ze daarom geen naam hebben gekregen?’ vraagt Fenneke.
Merthe haalt een schouder op. ‘Wie van ons is de oudste?’
Het glas komt weer in beweging en het woord TWEELING verschijnt.
‘Tweeling?’
ALTIJD BIJ JE MOET NU WEG
‘Nee, nee, niet weggaan!’ roept Merthe.
‘Vraag haar dan wat je weten wilt,’ zegt Anouk gejaagd.
‘Eh… eh… hoe heten mijn ouders?’
JANINA ROY
Fenneke grist met haar vrije hand de pen en het papiertje met de nul erop van tafel en krabbelt de namen op het briefje.
‘Ik eh… ik weet niet meer wat ik vragen moet,’ zegt Merthe met een dun stemmetje.
‘Kunnen we je graf bezoeken?’ neemt Anouk het van haar over.
GEEN GRAF
‘Hè?’ Snel kalkt Fenneke de woorden neer. ‘Hoe kan dat nou? Ben je gecremeerd dan?’
IN DE PUT, staat er even later op Fennekes kladje.
‘Ja hoor, doos,’ reageert Anouk, ‘daar was ik al bang voor, jij ook met je stomme vragen. Nu zit ze nog in de put ook. Nog even en we zijn haar kwijt.’
‘Doe het dan lekker zelf!’ bitst Fenneke terug. Zonder aanleiding begint het glas opnieuw te bewegen.
REIK NAAR JE ALS DE LOOFBOMEN
Anouk kijkt naar Merthe, maar die haalt niet-begrijpend haar schouders op. Weer begint het glas te schuiven, steeds langzamer, alsof er geen kracht meer in zit.
KREK WOU WAK Fenneke schrijft en het glas kruipt verder.
NIET HUILEN REIK NAAR JE HELP ME MOET WEG
Dan staat het stil…
Merthe haalt haar vinger van het glas. ‘Ik voel haar niet meer,’ zegt ze mat.
‘Wat zou ze bedoelen met krek wou wak?’ vraagt Fenneke.
Merthe schudt haar hoofd. ‘Ik heb geen idee waar ze het over heeft, maar ze heeft in ieder geval hulp nodig.’
‘We moeten haar terughalen en het aan haar vragen,’ zegt Anouk, terwijl ze met een vlugge beweging het glas omdraait.
‘Maar er komen alleen maar vraagtekens bij,’ zegt Merthe.
Fenneke forceert een geeuw. ‘Inderdaad. We kunnen beter gaan slapen.’
‘Nee!’ roept Anouk. ‘We willen toch antwoorden? Ze is nu in de buurt. Geef me jullie handen, dan doen we het nog één keer.’
Merthe twijfelt, maar dan steekt ze opnieuw haar handen uit. ‘Ik denk dat ze gelijk heeft, Fen,’ zegt ze zachtjes.
Ditmaal vraagt Anouk naar de geest van Merthes zusje. Ademloos staren de meisjes naar het glas dat zich doodstil houdt. In de verte rommelt het nog steeds. ‘Zusje, ben je er?’
Ineens zoeft het glas over de tafel. De kaarsen knetteren en de meisjes verschieten van kleur. Bij het briefje JA blijft het staan. Merthe voelt de kracht die eronder zit. ‘Dit is niet goed,’ zegt ze. ‘Dit kan mijn zusje niet zijn.’
Het begint weer te regenen.
‘Wie bent u?’ vraagt Anouk.
Het glas schuift met een noodgang verder.
BRIAN WEG WEG WEG
Paniekerig kijken de meisjes elkaar aan.
‘Wat bedoelt u?’ vraagt Anouk. Ze probeert haar vinger weg te trekken, maar hij zit vastgekleefd.
Het glas jakkert onverstoorbaar door.
NIET HUILEN HA
‘Hij doet je zusje na!’ roept Fenneke.
Drammerig schuift het glas de briefjes die het aanraakt een stukje van hun plek. Merthe probeert het een paar keer, maar ook zij kan haar vinger niet van het glas krijgen. Een felle flits recht boven het huisje wordt gevolgd door een donderklap en het begint steeds harder te regenen.
‘Ga weg, ik wil dit niet!’ roept Fenneke.
‘Nee, wacht, u moet mij nog vertellen over mijn zusje, alstublieft.’
DOOD EN JULLIE GAAN OOK DOOD
Stop!’ roept Anouk. ‘Stop, ga weg!’
JOU HOU IK IN DE GATEN
Het noodweer is in alle hevigheid terug en de regen hamert op het dak. De bliksem schiet door de lucht en tekent spookachtige schaduwen op de muren. In volle vaart dendert het glas langs de letters.
SMS NU
Anouks mobieltje begint te piepen en twee van de vier kaarsen doven op onverklaarbare wijze. De tuindeuren klappen open en een scherpe ozongeur komt hen tegemoet.
‘Hé, die had ik afgesloten!’ roept Fenneke.
Een windvlaag bolt de gordijnen en schuift de briefjes van hun plek. Met haar linkerhand grijpt Anouk het glas beet en rukt het onder de drie verkrampte handen vandaan.
‘Oprotten klootzak!’ gilt ze, terwijl een bliksemflits haar gezicht verlicht en ze smijt het glas tegen de houten wand. Het versplintert op de vloer.
Een donderslag rolt onheilspellend over de stad en verdwijnt in de verte. Fenneke rent naar buiten, trekt de deuren dicht en knipt het grote licht aan. Trillend op haar benen pakt ze stoffer en blik en veegt de glasscherven op. Tussendoor loopt ze minstens drie keer naar de tuindeur om te voelen of ze die echt wel goed heeft afgesloten. Plots snijdt de ringtone van haar mobiel door de lucht en onmiddellijk stopt ze met vegen. Geschrokken kijkt ze voor zich uit. ‘Huh? Wie kan dat nou zijn?’
Beoordelingen
Er zijn nog geen beoordelingen.