Beschrijving
Het monument
Als ik bij mijn oma, Anna, op visite ging, nam zij mij meestal mee naar haar lievelingsplek, het bankje naast het oude oorlogsmonument op het grote plein in het park. Daar konden we uren met elkaar kletsen, of zomaar zitten zonder iets te zeggen. Soms staarde ze alleen maar verdrietig naar opzij, naar het monument, en op die momenten leek het alsof de davidster erop haar betoverde, alsof ze erin verdronk.
‘Ter nagedachtenis aan onze Joodse medemensen,
die in de bezettingsjaren weggevoerd
en nimmer teruggekeerd zijn’
De gouden letters op het zwarte marmer waren een compact symbool van een onmenselijke tijd. Daar op dat bankje, naast de grote, marmeren plaat, spraken we over vroeger, over opa en over hoe het was toen ik nog klein was. Oma sprak altijd over anderen, nooit over zichzelf.
Tot ze op een dag, tot mijn grote verbazing, een heel ander verhaal liet horen. Een verhaal over liefde, moed en angst. Een verhaal dat mijn leven een compleet nieuwe wending gaf. Ze pakte mijn hand en begon te vertellen:
Het was koud op het grote fabrieksplein. Anna niesde wel zes keer achter elkaar. Ze voelde zich die dag niet zo lekker en duwde met haar hand de wol van haar te dunne trui tegen haar hals.
‘Anna, je bibbert helemaal. Hier heb je mijn jas.’ Met een zwaai trok ik mijn lange bruine jas uit en sloeg hem om haar rillende lichaam.
Ik kende Anna al vele jaren. We waren samen als buurmeisjes opgegroeid in een arme arbeiderswijk en nog nooit waren we van elkanders zijde geweken. We hadden dezelfde school doorlopen en kwamen uiteindelijk in hetzelfde naaiatelier terecht om te werken. Het was saai en eenzijdig werk, maar als Anna haar mooie stem door de fabriekshal liet klinken, begon iedereen mee te zingen en werd ons werk een feest.
We zullen een jaar of achttien zijn geweest, toen de opdracht voor het maken van Duitse legerkostuums bij ons binnenkwam. Om de een of andere reden kreeg ik daar de koude rillingen van. Maar het meest vervelende van alles vond ik nog wel het aannaaien van de goudglanzende knopen, die mij doordringend leken aan te kijken, alsof ze me wilden verslinden.
Anna nestelde zich dankbaar in mijn warme jas. ‘Je moet een beetje oppassen, Gretha,’ waarschuwde ze. ‘Ik heb gehoord dat de Duitsers regelmatig Joodse mensen van hun werk ophalen. Ze nemen ze mee om werk voor hen te verrichten of zo. Het maakt me eerlijk gezegd een beetje bang.’
‘Maar wij verrichten al werk voor ze,’ zei ik geruststellend. ‘Kijk, mijn vingers doen pijn van die verdomde, glimmende knopen, dus we hoeven hier echt niet bang te zijn, Anna. Kom, we gaan naar binnen voordat je straks echt ziek bent. Hou mijn jas maar aan, dat is lekker warm voor je.’
Samen liepen we naar binnen, terwijl de fabrieksbel begon te rinkelen als teken dat de pauze voorbij was. We pakten het werk weer op, maar vandaag zong Anna geen liederen.
Even later werden we onderbroken door een luid handgeklap van onze groepsleidster.
‘Mag ik even jullie aandacht!’ riep ze door de grote hal.
Omdat ik helemaal achteraan in de hal werkte, liep ik een stukje naar voren om te zien wat er aan de hand was. Ik rekte mijn nek. Voorin zag ik vier Duitse soldaten staan, compleet met geweer en legerhelm. Ik zou zweren dat ik persoonlijk de knopen van de jas van de voorste soldaat erop had genaaid, want hij keek mij met diezelfde dominantie aan, die ik voelde als ik zo’n knoop vasthield.
‘Deze heren willen jullie namen controleren aan de hand van een lijst. Als je wordt aangewezen noem je je naam en daarna kun je weer aan het werk,’ probeerde onze groepsleidster met stemverheffing boven het geroezemoes uit te komen. Toen ze nogmaals hard in haar handen klapte, werd het angstig stil in de hal. Ik moest denken aan wat Anna mij zonet op het plein had verteld en mijn adem stokte. Onze groepsleidster knikte naar de soldaat met de lijst. Luidruchtig schraapte hij zijn keel en wees in de richting van Elisabeth.
‘Elisabeth van Santen,’ zei mijn collega zachtjes.
‘Jannie de Wildt,’ klonk de tweede naam.
‘Sarah Rosendal.’
‘Das ist eine. Sie, kommen Sie mal!’ riep de soldaat die de lijst in zijn handen hield.
Sarah werd door een andere soldaat naar voren geduwd, waar ze moest blijven staan. Ik voelde een ijzige kou vanuit mijn voeten optrekken naar mijn bovenbenen, alsof ik blootsvoets op een bevroren grasveld stond.
‘Lena de Graaf.’
Lena’s stem galmde door de inmiddels doodstil geworden hal. De schrik was mij om het hart geslagen en diezelfde schrik kneep bovendien mijn keel steeds dichter. Ook Hendrika Zaligman werd naar voren gehaald. Daarna was Anna aan de beurt.
‘Gretha van Kleef,’ loog ze en ze maakte aanstalten om naar voor te lopen.
‘Ach, Ihr Name ist mir egal. Der Stern, dieser Judenstern,’ de Duitser met de lijst wees op de ster op mijn jas, ‘der macht es deutlich, kommen Sie auch mal!’ Hij keek zijn collega’s aan en lachte sarcastisch.
Verwonderd keek ik naar Anna. Wat bezielde haar om zich voor mij uit te geven? Waar was ze in vredesnaam mee bezig.
‘Jíj bent Anna,’ zag ik haar lippen geluidloos tegen mij zeggen, waarna ze moedig naar voren liep. De collega’s die ze onderweg naar een haar nog onbekende bestemming passeerde, keken haar met grote ogen na. Niemand durfde iets te zeggen.
De angst die de jodenster op mijn jas uitstraalde, verblindde mijn geweten. Het leek wel of er een zwaar gordijn tussen mij en de rest van de wereld werd dichtgetrokken.
‘Anna van Vliet,’ zei een kille stem door mijn mond, toen ik eindelijk aan de beurt was.
Niemand zei iets, niemand deed iets, de schrik had ons allemaal te pakken. Vijf van mijn geliefde collega’s, waaronder mijn beste vriendin Anna, werden meegevoerd door de Duitse soldaten. Anna knipoogde naar me toen ze de hal verliet. ‘Tot vanavond!’ riep ze nog.
Voordat de laatste soldaat de hal uitliep, timmerde hij een bordje boven de deur. ‘VERBODEN VOOR JODEN’, stond erop.
Die avond geen Anna. De avond erop ook niet. Haar ouders waren ten einde raad en ik durfde niets te zeggen. Zoektochten leverden niets op, Anna leek van de aardbodem te zijn verdwenen.
Een aantal dagen later stond er een Duitse soldaat voor de ingang van de fabriekshal te roken. Ik raapte al mijn moed bijeen en liep op hem af.
‘Wohin sind unsere Kollegen gegangen?’ vroeg ik hem in mijn beste Duits.
De soldaat glimlachte, nam een laatste haal van zijn sigaret en gooide de brandende peuk op de grond. Daarna verpulverde hij hem met zijn zware legerlaarzen, imponerend, alsof die afgrijselijke knopen niet voldoende waren.
‘Wieso möchten Sie das wissen?’ Hij boog zich tot zijn gezicht vlak bij het mijne was en streelde met zijn wijsvinger over mijn wang. Zijn smerige rokersadem walmde me tegemoet en ik moest mijzelf dwingen om mijn neus niet op te trekken. ‘Sind Sie vielleicht auch eine Jűdin?’
‘Nein, nein!’ riep ik geschrokken van zijn wedervraag. ‘Aber meine Freundin ist mitgenommen.’
Op dat moment verloochende ik Anna en mijzelf, mijn geweten begon steeds harder te knagen en vrat zich een weg door mijn ziel, genadeloos.
‘Ach so, ein Judenfreund!’ zei de soldaat lacherig. ‘Ihre Freundin wohnt jetzt in dem Juden Viertel in Amsterdam, jedoch nicht Juden kommen nicht herein.’ Hij trok een nieuwe sigaret uit zijn jaszak, stak hem aan en gebaarde mij om door te lopen.
Anna was dus naar een Joodse wijk in Amsterdam afgevoerd. Vele Joden werden daar bijeen gebracht en ik wist op dat moment niet waarom. Wel was ik vastbesloten, ondanks het verbod, om haar op te zoeken, zodat we van identiteit konden wisselen.
Helaas is dat er niet meer van gekomen, want al snel mochten Joden zich nergens meer laten zien. Zwembaden en parken werden verboden terrein. Joodse winkels werden geplunderd en vernield. Steeds meer Joden werden op straat opgepakt en weggevoerd. De wereld was doordrenkt van Jodenhaat die als een grote, zwarte, rollende sneeuwbal steeds groter werd en alles op zijn weg verpletterde. Doodsbenauwd bleef ik toch nog naar mijn werk gaan, maar twee weken later liet mijn groepsleidster mij weten dat het beter was als ik niet meer kwam. Ik bracht de anderen in gevaar en bovendien was ze bang voor mij geworden. Als ik in de spiegel keek en in mijn grauwe ogen staarde, begreep ik wat ze bedoelde.
In de helse nacht dat mijn ouders en broer van bed werden gelicht, kon ik het huis ternauwernood ontvluchten. Ik ben bij de buren, Anna’s ouders, ondergedoken. De Duitsers moeten gedacht hebben dat ik Anna was en omdat mijn naam op geen enkele lijst meer voorkwam, werd er ook niet naar mij gezocht. Gedurende de oorlogsjaren heb ik mij niet meer buiten het huis van de buren vertoond. Al die jaren heb ik doorgebracht met alleen de liefdevolle verzorging van de heer en mevrouw Van Vliet, die hun enig kind hadden verloren en mij als dochter accepteerden. Met veel pijn en moeite hebben we ons door de oorlog en de hongerwinter heen geworsteld. Anna is in de gaskamer van Birkenau gestorven, evenals mijn ouders en mijn broer.
Oma pakte mijn handen en keek mij met vochtige, rode ogen aan. ‘Mijn naam is niet Anna, ik ben Gretha van Kleef en ik heb al die jaren mijn afkomst verzwegen.’ Haar stem trilde. ‘Weet je, Sandra, Anna’s onvoorwaardelijke liefde heeft mijn leven gered. Zonder haar hadden wij hier geen van beiden gezeten. Toen Anna’s ouders waren overleden, was ik nog de enige die wist wie ik werkelijk ben. Ik vind dat jij het ook moet weten. Ik was laf, te laf voor de waarheid.’
Sprakeloos bleef ik mijn oma aanstaren en voelde alleen nog maar de liefdevolle aanraking van haar handen. Daar zat ze dan, mijn lieve oma Anna, hét toonbeeld van goedheid en liefde. Zo kende ik haar en zo zou ik haar ook altijd blijven herinneren. Diep in haar hart had ze dit grote geheim, met daarachter een nog groter verdriet, altijd met zich meegedragen en nooit had iemand iets aan haar gemerkt.
In de verte naderde een jonge vrouw. Toen ze dichterbij kwam, zag ik dat ze een lange, bruine jas, met daarop een Jodenster droeg. Ze kwam recht op ons af. Verbaasd keek ik oma aan. Uit haar verraste gezichtsuitdrukking kon ik opmaken dat ze de jonge vrouw herkende.
‘Hallo, Gretha,’ zei de vrouw toen ze voor ons stond. Haar stem, warm en teder, leek te vibreren.
Oma staarde haar aan. Ik zag dat de verkrampte spieren in haar gezicht zich ontspanden. ‘Anna, na al die jaren…’ Gelukzalig keek ze opzij naar mij. ‘Dit is mijn kleindochter, Sandra.’
De jonge vrouw schudde mijn hand. Haar huid voelde glad en zacht en haar gezicht straalde toen ze naar me glimlachte. Daarna richtte ze zich weer tot oma. ‘Het is tijd, Gretha. Ga je mee?’ En ze reikte oma haar hand, maar voordat oma die van haar erin legde, pakte ze zachtjes mijn gezicht tussen haar handen en drukte een kus op mijn wang. ‘Dag, Sandra, ik hou van je.’
Ze draaide zich terug naar Anna, legde haar hand in die van haar beste vriendin en stond op. Samen liepen ze de horizon tegemoet. De lucht zinderde en ik keek ze na tot de einder hen volledig omarmde.
Toen ik weer naast mij keek, zat daar het ontzielde lichaam van mijn oma. Een zachte glimlach om haar mond en een laatste twinkeling in haar ogen. Ik sloot haar oogleden en kuste haar gerimpelde voorhoofd. Tranen stroomden over mijn wangen. ‘Rust zacht, lieve oma,’ huilde ik met lange halen.
De volgende dag ben ik weer naar het monument gegaan. Op de achterkant stonden de vele namen van overledenen geschreven. Ik zocht en ik vond:
Kleef, G. van 18-12-1922 / gestorven 1942 Birkenau
Oma’s echte naam, die samen met al het leed dat eigenlijk voor mijn oma bestemd was, moedig gedragen werd door haar beste vriendin, Anna van Vliet.
Uiteindelijk, in alle rust en harmonie, had mijn oma afscheid genomen van haar heimelijk, aards bestaan, mij achterlatend met haar grootste geheim. Voor haar was het over, voor mij begon het nu pas, want hoe moest ik hiermee omgaan? Dit monument is niet van steen, maar het leeft en zal voor mij en mijn familie altijd in leven blijven, tot de einder ook ons omarmt.
Wil je een beoordeling achterlaten? Dat kan door hierboven op ‘Beoordelingen’ te klikken.
© Hilda Spruit
Klik op deze link om te kijken en te luisteren naar: Simon Hammelburg – Ze zijn er nog
Jacqueline –
Prachtig verhaal.Omdat ik altijd probeer om helemaal in het verhaal te zitten komen er bij mij ook vragen op als iets niet wordt genoemd. Zo ben ik wel benieuwd in welke plaats de fabriek zich bevond en waar ze woonden. Later in het verhaal wordt wel Amsterdam genoemd maar uit het verhaal begrijp ik dat ze daar niet woonden. Het zou ook zo bedoeld kunnen zijn om het open te laten. Verder goed beschreven.
Linda van Duren –
Wat een indrukwekkend verhaal zeg
Annemie Smeets-Leenen –
Prachtig verhaal!
Heel indrukwekkend!
Gert Braak –
Toepasselijk in deze tijd, wonderbaarlijk goed geschreven door met zo weinig woorden een indrukwekkende boodschap over te brengen.
Juul –
Wat een indrukwekkend verhaal. Kippenvel en heel mooi.
Mooie gedachte om vandaag, 5 mei, bij stil te staan. Onbaatzuchtigheid…
Paulus Geeve –
Tranen met tuiten, een prachtig verhaal over waardes, posities en menselijkheid. Vriendschap en groei.
Prachtig verhaal –
Wat een mooi en bizonder verhaal!! Bedankt!
Maddy –
Wat een verhaal Hilda, ik ben er stil van.
Roxanne Vrouwenfelder –
Kort maar zeer krachtig! Wat een intens mooi en verdrietig verhaal!
Adriana de Jongh –
Boeiend verteld. Het raakte mij echt. Het is een schrijnend voorbeeld van hoe bijzondere omstandigheden mensen in onverwachte situaties kunnen brengen. En de diepe emoties die daarmee gepaard gaan.
simone (FoXZuNi) –
zoals al je verhalen adembenemend…spannend en gevoelig…zo echt…moest een traan wegpinken.Prachtig lieve Hilda…x
Ellen –
Kort maar krachtig..pakkend. Mooie spirituele verweving er in. Ik word van boos naar ontzag naar verontwaardiging geslingerd om uiteindelijk met een vredig gevoel ook dag Oma te kunnen zeggen. Dank Hilda! Liefs
Frans Schmidt-Gieskens –
Ik zou zeggen; ” Helemaal Hilda” ! Met andere woorden; pakkend geschreven, je krijgt er beeld bij, heel prettig leesbaar. Knap werk !
Monique –
Ben er stil van….prachtig verhaal. Wat een verschrikkelijke tijd is dit geweest!
Paul Meijer –
In het begin vraag je je af, als oma begint te vertellen, waarom het door de ogen van een ander vertelt lijkt te worden.
Ik vond het leuk, intrigrerend en, hoewel idd erg kort, een hele mooie ontknoping. Zelf werk ik op een oorlogsmuseum en het is net of je, naarmate je ouder wordt, steeds meer gaat beseffen hoe gruwelijk het is geweest.Als je jonger bent heb je een wat meer geromantiseerde voorstelling van de oorlog. Ook omdat de mensen die het hebben meegemaakt. ouders, leraren en familie, vaak ook over de leuke en heroïsche momenten praten. Ze hebben het niet over hun trauma’s.
De tekeningen vond ik leuk. Ze lijken wat manga-achtig en dat is op een leuke manier apart in deze setting.
Jan van Kempen –
Een tragische gebeurtenis, met alle gevolgen van dien, zo mooi neergezet, dat kan lang niet iedereen!
Karin Meinen –
Kippevel.Hoe dubbel, hoe indrukwekkend en hoe mooi geschreven.
coby –
Een prachtig verhaal over een verschrikkelijke gebeurtenis.
Conny Hoenstok van Kleef –
Wat een ontroerend mooi verhaal dat gaat over moed en zeker over liefde gelezen met tranen in mijn ogen.
Mireille Declerck –
Heel erg pakkend. Heel ontroerend geschreven.
Sandra Hanssens –
Mooi geschreven, ontroerend, indrukwekkend verhaal. Wat een hel moet het geweest zijn in de oorlog.
Ria Bruggenkamp –
Wat een ontroerend mooi verhaal dat gaat over moed en zeker over liefde gelezen met tranen in mijn ogen
Guido Goedgezelschap –
Schitterend geschreven in een vlotte stijl, juiste woordkeuze en eenvoudige, korte zinnen.
Een mooi verhaal, zo maar, .,, even uit het leven gegrepen. De lezer wordt met de neus op gruwelijke gebeurtenissen gedrukt, maar toch haalt de goedheid, de liefde voor de medemens, de onvoorwaardelijke vriendschap de bovenhand,
Ingrid Zeeuwe –
Prachtig. Een traantje weggewerkt op het einde. Complimenten!
Janneke –
Prachtig verhaal. Iets wat zomaar evht gebeurd zou kunnen zijn
Tjitske van der Heide –
Zo die komt wel binnen! goed geschreven, jammer dat het zo kort is
Henny Kuper –
Heel bijzonder kort verhaal, kreeg er kippenvel van. Vind het ook jammer dat het zo kort was!
Mandy van de Westerlo –
Wat een indrukwekkend kort verhaal … Ben er gewoon helemaal stil van en dat zegt heel wat
Simon Hammelburg –
Wat een beeldschoon verhaal over moed en liefde. Het brengt monumenten tot leven en noopt ons te blijven herdenken. Vaak in dank aan…
Hanneke Tinor-Centi –
Wat een prachtig verhaal van Hilda Spruit. Bijzonder knap bovendien om met zo weinig woorden zo’n compleet en rakend verhaal te schrijven. Daar zijn maar weinigen toe in staat. Maar ja, als je de juiste woorden kiest dan heb je er dus niet nog meer nodig. Chapeau voor deze auteur en ik hoop dat ook veel jongeren dit verhaal zullen lezen. Belangrijk!
Ineke –
Heel mooi en aangrijpend Hilda. Jammer dat het zo kort is…
Arno van den Kieboom –
Wat een ongelooflijk goed kort verhaal. Zo levendig geschreven. Ik kreeg er kippenvel van.
Echt super
Amanda –
Een kort verhaal dat zeker aankomt. Had zelfs bijna tranen in mijn ogen.
Ans –
Wat een mooi verhaal weer van Hilda. Zeker nu het bijna weer 5 mei is laat het ons weer even weten hoe akelig deze oorlog is geweest!!!